Een half jaar na onze aankomst in Ethiopie konden we eindelijk de kids verwelkomen. Op 18 dec. stapten ze samen uit het vliegtuig. JJ na een lange overstap in Istanbul en Rienke na een hectische tijd van inpakken en opslaan van haar huisraad. De vele mensen die haar daarbij hebben geholpen vooral toen ze de laatste week een arm brak: ook onze dank is groot. Rienke blijft de komende maanden in Ethiopie om onderzoek te doen naar de relatie tussen een Nederlandse investeerder en lokale boeren.
Op de 19-de zijn we met z’n viertjes vertrokken naar het noorden van Ethiopie, het hart van het historische keizerrijk. Hoe de twee weken weer te geven? Misschien zeggen de foto’s meer dan onze uitleg; zie onderaan dit bericht. Kort samengevat: we zijn zeer onder de indruk van de natuur, de hardnekkigheid van de boeren, de culturele en historische rijkdom in kloosters en rotskerken en de diepe religieuziteit van monniken en pelgrims. In één woord: bijbelse taferelen. De reis alleen al is bijzonder: tijdens de 2000 km die we gereden hebben zagen we telkens nieuwe, adembenemende uitzichten. Ruige bergen, steile kliffen, mooie valleien.
Onze eerste grote stop is Bahir Dar waar we met de boot de Ure Kidane kerk bezoeken op een schierleiland in het Tana meer. Ruim 500 jaar oud, maar nog springlevend. De binnenmuren beschermen de ark; een replika van het orgineel dat zich in Axum bevindt. De muren zijn beschilderd met kleurrijke strips waaruit de gelovige kan leren hoe het allemaal zit en zal zijn. Heiligen en heidenen; hemel en hel. De monniken reciteren en zingen onder begeleiding van de troms. Eerst steunen ze op hun lange stokken, dan gaan ze klappen en glinsteren. Sommigen lijken in trance te geraken.
Onze volgende stop is Gondar, de zeventiende-eeuwse hoofdstad. De ruïnes van een kluit kastelen gebouwd in samenspraak met Portugezen, zijn indrukwekkend. Het is wel vergane glorie, maar wel echte glorie. Een eindje buiten het centrum bezoeken we de Debre Berhan Selassie kerk; ook geheel onder de strips, in het bijzonder 144 paar engelen-ogen op het plafond die de mens(en) vanuit alle ooghoeken inde gaten houden.
Daarna een 4-daagse trektocht op weg naar Lalibela. We lopen 70 km door dorpjes en langs kliffen, en overnachten in lokale hutten waar we thee, bier en eten krijgen. Het was wel es afzien: 22 km op een dag waarbij je de helft van de tijd over een verzameling scherpe stenen loopt is voor ons wel het maximale; vooral voor Ineke’s knieën. Ze heeft die dag dan ook een paar stukjes te paard gedaan. Dat geeft ook wel weer een leuk effect. Paarden zijn er zat; net als ezels. En vogels, maar laten we het daar dit keer maar niet over hebben. Wel even over de bloedend-hart-bavianen. Hoe ze aan hun naam komen is wel duidelijk van de foto’s. Het zijn vegetarische rakkers die de oogst van de velden jatten. Als de boeren hen verjagen met kabaal en stenen verschuilen ze zich (s nachts) in de steile kliffen. Onderling willen ze nog wel eens een potje vechten; vandaar die tanden…..
Onderweg zijn boerenfamilies hun tarwe en gerst aan het oogsten en dorsen met ossen. De armoede is evident; er wonen te veel mensen in wat overal elders als onherbergzame gebieden zouden worden beschouwd. Men ploegt en plant in velden die bijna geheel met stenen zijn bedekt. Het enige voordeel: de stenen beperken de verdamping van het weinige beschikbare water.
Lalibela is het historische hoogtepunt van de reis. Elf kerken die 700 jaar geleden uit de rotsen zijn gehouwen. Koning Lalibela hakte ze eigenhandig uit de rotsen, al moet daar wel bij worden vermeld dat hij ‘s nachts stiekem hulp kreeg van engelen. Andere historici houden het er op dat er tienduizenden arbeiders uit Egypte en India aan te pas zijn gekomen. Ja ‘gastarbeid’ is geen exclusief modern verschijnsel; dat arbeiders als engelen worden gezien is wel vrij uniek. De onder-de-grondse kerken hebben kleine ramen wat een mystieke lichtinval geeft waarin oude mannen in witte doeken rondschuifelen en bijbel lezen. Ondergrondse gangen maken het plaatje compleet.
We zijn er op 28 december; de naamdag van St. Gabriel, één van de belangrijkste heiligen. Om zeven uur zijn al honderden pelgrims in en bij de St. Gabriel en tientallen priesters. Het begint met een aanzwellend en afnemende zang, soms hortend en stotend en dan weer vol. Dan ritmisch geklap en een rijendansen, gestuwd door twee langzame troms. Een kruis wordt binnen gebracht, verlicht door een kaars, door priesters met kleurrijke gewaden. Het kruis gaat rond en het gezang zwelt weer aan. Vrouwen krijgen as van een priester om een kruisje op hun voorhoofd te maken. Het schilderij van St. Gabriel wordt naar buiten gedragen en een groep vrouwen danst rond een priester die een onwereldse blik in zijn ogen krijgt. Het maakt een oudtestamentsche indruk; zo zou de vreugde van de wet van de joodse chassidiem er ook uit kunnen zien.
De volgende dag is het weer rustig en zien we de rest van de kerken en veel pelgrims. Die lopen vaak langer dan een maand (en vaak op blote voeten) om op 7 januari in Lalibela te zijn. We zien ze de weg vragen aan de priesters. Ondanks een redelijk aantal toeristen is de verstilling voelbaar.
Dan is het weer tijd naar de moderne tijd terug te keren, en naar Addis. Da’s twee dagen rijden. We zijn net op tijd terug om oud en nieuw te vieren. Geen echt feest hier; het Ethiopische jaar begint op 11 september. Nadat we bijgekomen zijn hebben we Rienke en Jenne Jan de stad nog laten zien. We kennen we intussen de leukste plekjes, dus dat was erg gezellig. JJ is op 6 januari weer vertrokken naar Nederland. Rienke vertrok op 7 januari met haar vriendin Anna, om nog een rondje Zuid Ethiopië te doen.
Hoi Ineke en Gerrit,
Wat een schitterende foto’s en wat een schat aan ervaringen en herinneringen verzamelen jullie. En dat samen met jullie kinderen. Prachtig.
Hier is het lekker winterweer, vanmorgen was het -10 gr. en af en toe een zonnetje erbij. heerlijk.
Lieve groeten, Jan & Hinder